Op een ochtend, wanneer Erik door de hem welbekende
grassprieten slenterde, voelde Erik plotseling een stroom van lucht langs hem
razen en hoorde hij geritsel van de grassprieten. Geschrokken keek Erik om zich
heen, wat is er in godsnaam net gebeurd? Hij ging met de grootste voorzichtigheid
op onderzoek uit.
Spoedig vond hij waar hij naar op zoek was, er lag een beest op zijn rug in een plasje van vies ruikend gele vocht. Erik benaderde het ongelukkige beest met enige terughoudendheid. Hij bewoog helemaal niet. ‘Is hij dood?’ vroeg Erik zich af. Erik was nimmer in zijn negen jaar zo dichtbij een dode geweest. Erik kwam steeds dichterbij om het beest goed te kunnen aanschouwen. ‘Wat is het voor een beest? Het lijkt een kever of iets dergelijks.’ prevelde Erik. Hij tikte zachtjes tegen het insect aan, waarop er plots 6 poten tevoorschijn kwamen en in de lucht begonnen te dartelen. Erik was hevig geschrokken en sprong enige schreden achteruit.
‘Meneer of mevrouw, zou u misschien willen dat ik tracht u uit uw benadeelde positie te verlossen?’ vroeg Erik van de schrik bekomen. ‘Het is meneer en waarom zou ik, volgens u, uw hulp nodig hebben?‘ antwoordde het insect . ‘Misschien omdat u op uw rug ligt, meneer. Ik dacht dat u dood was.’ legde Erik uit. ‘Dat ben ik niet,’ zei het insect geërgerd, ‘snapt u dan niet dat ik toneel aan het spelen was? Dat is mijn afweermechanisme. Men trapt er telkens weer in!’. ‘Mijn excuses, meneer, dan ga ik maar.’ zei Erik terwijl hij zich begon terug te trekken. ‘Wacht, misschien kunt u mij toch wel van dienst zijn, meneer … wat is uw naam?’ vroeg het insect. ‘Ik zal u graag van dienst zijn, meneer en mijn naam is Erik Pinksterblom. Wat is uw naam?’ vroeg Erik. ‘Ik dank u vriendelijk, meneer Pinksterblom. Mijn naam is meneer Lieveheersbeestje.’ liet meneer Lieveheersbeestje weten. Erik was blij verrast om te horen dat zijn nieuwe kennis een lieveheersbeestje was. Hij had altijd al bewondering voor lieveheersbeestjes gehad.
Spoedig vond hij waar hij naar op zoek was, er lag een beest op zijn rug in een plasje van vies ruikend gele vocht. Erik benaderde het ongelukkige beest met enige terughoudendheid. Hij bewoog helemaal niet. ‘Is hij dood?’ vroeg Erik zich af. Erik was nimmer in zijn negen jaar zo dichtbij een dode geweest. Erik kwam steeds dichterbij om het beest goed te kunnen aanschouwen. ‘Wat is het voor een beest? Het lijkt een kever of iets dergelijks.’ prevelde Erik. Hij tikte zachtjes tegen het insect aan, waarop er plots 6 poten tevoorschijn kwamen en in de lucht begonnen te dartelen. Erik was hevig geschrokken en sprong enige schreden achteruit.
‘Meneer of mevrouw, zou u misschien willen dat ik tracht u uit uw benadeelde positie te verlossen?’ vroeg Erik van de schrik bekomen. ‘Het is meneer en waarom zou ik, volgens u, uw hulp nodig hebben?‘ antwoordde het insect . ‘Misschien omdat u op uw rug ligt, meneer. Ik dacht dat u dood was.’ legde Erik uit. ‘Dat ben ik niet,’ zei het insect geërgerd, ‘snapt u dan niet dat ik toneel aan het spelen was? Dat is mijn afweermechanisme. Men trapt er telkens weer in!’. ‘Mijn excuses, meneer, dan ga ik maar.’ zei Erik terwijl hij zich begon terug te trekken. ‘Wacht, misschien kunt u mij toch wel van dienst zijn, meneer … wat is uw naam?’ vroeg het insect. ‘Ik zal u graag van dienst zijn, meneer en mijn naam is Erik Pinksterblom. Wat is uw naam?’ vroeg Erik. ‘Ik dank u vriendelijk, meneer Pinksterblom. Mijn naam is meneer Lieveheersbeestje.’ liet meneer Lieveheersbeestje weten. Erik was blij verrast om te horen dat zijn nieuwe kennis een lieveheersbeestje was. Hij had altijd al bewondering voor lieveheersbeestjes gehad.
Het tweetal besloot dat Erik zou helpen om het
lieveheersbeestje weer op zijn poten terecht te krijgen. Erik kroop zover
mogelijk onder meneer Lieveheersbeestje om vervolgens te gaan liggen, met zijn
voeten omhoog, tegen de dekschilden van meneer Lieveheersbeestje aan. Dit
leverde een merkwaardige aanschouwing op. Erik heeft toen al zijn krachten bij
elkaar verzameld en meneer Lieveheersbeestje omhoog geduwd, onder het gelijktijdig
uiten van een overdonderende oerkreet. Het volgende moment rustte meneer
Lieveheersbeestje op al zijn zes poten, de prachtige stippen op zijn
dekschilden glinsterde van het ochtenddauw. ‘Wat bent u mooi’ vleide Erik oprecht,
nog hijgend van de inspanning. ‘Dank u, Erik, ik ben u dankbaar voor uw hulp.
Nu moet ik helaas meteen vertrekken. Tot ziens.’ riep meneer Lieveheersbeestje
terwijl hij zijn dekschilden opende en ijverig met zijn vleugels wapperde. ‘Graag
gedaan, dag meneer Lieveheersbeestje’ riep Erik, maar het lieveheersbeestje was
al weggevlogen.