Zakelijke gegevens
Auteur: Tommy Wieringa
Titel: Joe Speedboot
Aantal bladzijdes: 316
Uitgeverij: De Bezige Bij
Eerste druk: 2005
Gegevens over de
auteur
Tommy Wieringa werd op 20 mei 1976 geboren in Goor in Overijssel. Een deel van zijn jeugd woonde hij op de Antillen. Hij ging naar de
Vrije School in Zutphen. Hierna heeft hij geschiedenis gestudeerd in Groningen
en journalistiek in Utrecht.
Wieringa heeft verschillende woonadressen gehad en hij
heeft ook veel gereisd. Hij treedt regelmatig op op poëziefestivals. Wieringa
brak door met het boek Joe Speedboot. Drie van zijn romans waren echter hiervoor al gepubliceerd.
Na Joe Speedboot
heeft Wieringa veel geschreven, onder meer de grote roman Caesarion en verhalenbundels. Wieringa is bekend als een groot
talent en zijn boeken worden wordt wereldwijd vertaald. Hij heeft verschillende
literaire prijzen voor zijn boeken ontvangen.
Wieringa heeft meerdere talenten. Hij heeft een
scenario voor een korte film geschreven en verschillende hoorspelen voor de
radio. Hij heeft voor kranten als journalist en als columnist gewerkt. Ook
heeft hij in een groep geëxperimenteerd met poëzie en muziek. Wieringa heeft op
verschillende festivals, zoals o.a. Lowlands en Crossing Border, opgetreden.
Verder is Wieringa een gastschrijver bij de TU Delft. Ook
schreef hij in 2010 het dictee voor het Groot Dictee der Nederlandse Taal en in
2014 schreef hij het Boekenweekgeschenk.
Recensies
Joe Speedboot: Een
meteoriet dondert het dorp binnen
Door Judith Janssen − 14/05/09, 13:40
Tommy Wieringa beschrijft in Joe Speedboot in prachtige
stijl de observaties van een invalide jongen. Een recensie.
Fransje Hermans is invalide geworden toen hij als
dertienjarige werd overreden door een cyclomaaier. De messen van het werktuig
misten hem, maar hij belandde wel voor de rest van zijn leven in een rolstoel.
Veel beweegt er niet meer aan hem, en praten lukt ook niet meer. Hij stoot
onverstaanbare klanken uit, wat met slierten overtollig speeksel gepaard gaat.
Toch voert hij het woord in de nieuwe roman van Tommy
Wieringa. Meer dan driehonderd pagina's lang kletst hij ons de oren van het
hoofd. Zijn lichamelijke roerloosheid weerhoudt hem er niet van om zijn
verbeeldingskracht ten volle te benutten. Integendeel. Met lichte toets vertelt
hij over het wel en wee van zijn directe leefomgeving.
Fransje woont in Lomark, een kleine gemeenschap waarvan
de sloperij van zijn vader en een asfaltbedrijf de belangrijkste pijlers zijn.
De tijd lijkt er al generaties lang stil te staan. De rivier stijgt en daalt,
en de familie Maandag is nog steeds de belangrijkste van het dorp. Als Fransje
de ogen opent na 220 dagen in coma te hebben gelegen, valt hem iets op. Er
lijkt iets onbestemds in de lucht te hangen, en in de op fluistertoon gevoerde
gesprekken aan zijn ziekbed domineert steeds één naam: Joe Speedboot.
Coming-of-age
In de ambitieuze, groots opgezette coming-of-age-roman
Joe Speedboot van Tommy Wieringa, die al eerder redelijk succesvol was met zijn
roman Alles voor Tristan, groeit de intelligente Fransje keurig op, ondanks de
vele gebreken en handicaps die hij aan zijn ongeluk heeft overgehouden. Dat hij
de moed erin houdt, heeft vooral te maken met de onverschrokkenheid van de
nieuweling in Lomark, Joe Speedboot.
De excentrieke Joe donderde 'als een meteoriet' het
dorp binnen en is daar met dezelfde snelheid blijven rondrennen. Hij fabriceert
bommen en een vliegtuig (luchtwaardig!) en maakt van een shovel een raceauto
voor de rally Parijs-Dakar. Joe is gepreoccupeerd met techniek en beweging, en
misschien is dat wel de reden waarom hij als een van de weinigen aandacht
schenkt aan Fransje. Deze 'half mens, half wagen' beweegt zich voort met wiel,
rubber en asfalt, en past dan ook in de mechanische wereld van Joe.
De beweeglijke, energieke Joe en de roerloze Fransje
worden vrienden. Samen met Christof en Engel worden ze volwassen. Maar Fransje
volgt een ander pad dan de rest. Christof, Engel en Joe gaan studeren en
trekken weg uit het dorp. Fransjes wereld blijft klein en overzichtelijk.
Neger
Waar iedereen druk is met allerhande bezigheden heeft
híj tijd genoeg. Zo gauw hij zijn rechterarm voldoende kan bewegen, begint
Fransje te schrijven. Beetje bij beetje en schriftje na schriftje ontwerpt hij
een uitwaaierende 'Geschiedenis van Lomark en zijn bewoners'. Fransje vertelt
over Papa Afrika, de eerste 'neger' in Lomark, die in een zelfgebouwde boot
terug naar Egypte vlucht; over PJ, het mooie meisje dat met haar
Zuid-Afrikaanse tongval iedereen betovert; en over de familie Eleveld wier lot
bepaalt dat er al generaties lang dingen op hun hoofd vallen (van Amerikaanse
oorlogsbommen tot honden). Fransje is overal bij, maar altijd als
buitenstaander. Zelfs als de vier vrienden samen plannen maken, spreekt hij van
'ze' en 'zij', zelden van 'wij'.
Dit afstandelijk observeren laat Wieringa ook
terugkomen in zijn schrijfstijl, die simpel is maar sierlijk, met een
verrassende beeldentaal die de eenvoudige Lomarkers tot exotische personages
maakt. Fransjes moeder is 'bergachtig gebouwd', en als Papa Afrika de winter
slecht heeft doorstaan, heeft hij 'de kleur van ongebeitst tuinmeubilair'
aangenomen. Ook de seizoenswisselingen en de natuur worden prachtig beschreven.
'Toen het gras smeulde op de velden en er schapen met een zonnesteek naar het
abattoir moesten voor een noodslachting (. . .), heb ik leren drinken.' Of: 'De
bomen op de begraafplaats trommelden met houten vingers op de achterkant van
mijn huis.'
Fransje geniet van zijn verzameling anekdotes en
Lomarkse wetenswaardigheden - en wij doen dat met hem. Het is door Wieringa's
verbeeldingskracht dat het dorpje werkelijk tot leven komt. Het contrast tussen
de krioelende dorpsbewoners - Fransje vergelijkt hen met een nest vol muizen -
en de gehandicapte jongen met zijn broze gevoelens geeft het boek een aangename
dynamiek.
Observerende
karakter
Er is één minpuntje, dat te maken heeft met de
ontwikkeling die Fransje doormaakt en de melancholische berusting die hem
uiteindelijk treft. Fransje raakt allengs 'vergroeid met zijn onbeweeglijkheid'
en Joe en de Lomarkers komen steeds minder ver van hem af te staan. Dat is fijn
voor Fransje, maar het doet afbreuk aan het observerende karakter van het boek.
Waar Fransje op afstand blijft en slechts door de indringende aanwezigheid van
zijn gebrek deelneemt aan de gebeurtenissen, is Joe Speedboot het mooist.
Fransje is dan een aansprekend medium dat met zijn fantasie net dat beetje
extra toevoegt aan de humoristische bezigheden van een handvol dorpsbewoners.
Met Joe wint hij
van elke hulk
Leonie Breebaart − 05/02/05, 00:00
RECENSIE Het is even wennen. De verteller in 'Joe Speedboot',
de vierde roman van Tommy Wieringa, is geen aardige, gevoelige dromer, maar een
onbehouwen Brabantse dorpsjongen, zoon van een sloper: ,,Wij slopen
autowrakken, fabrieksinstallaties, industriële werktuigen en af en toe een
café-interieur als mijn broer Dirk het op zijn heupen krijgt.''
Geen gevoelig type dus, maar sloper zal deze Fransje
nooit worden, want door een ongeluk is hij bijna geheel verlamd geraakt. Alleen
zijn arm doet het nog. Meteen aan het begin van het boek, hij ligt dan nog in
het ziekenhuis, hoort Fransje van zijn familie dat in het dorp een nieuwe
jongen is komen wonen: Joe Speedboot. Hij wordt de échte held van deze roman.
In de loop van het verhaal zal Joe Speedboot - zijn
echte naam houdt hij angstvallig geheim - met zijn vrienden een vliegtuig
bouwen én van de grond krijgen en in zijn eentje met een shovel Parijs-Dakar
rijden. Zijn branie, zijn optimisme, zijn ijzeren wil maken grote indruk. ,,Hij
was de Mogelijkheden-Man.''
Natuurlijk wordt Joe de held van de aan zijn rolstoel
vastgeklonken Fransje. En zijn vriend. Joe redt hem uit zijn diepste depressie
door hem op te leiden tot armworstelaar. En als 'François le Bras' verslaat
Fransje in deprimerende zaaltjes van Rostock tot Poznan de angstwekkendste
hulks van Europa.
Tommy Wieringa slaagt er wonderbaarlijk goed in de
wereld van deze niet-zo-aardige-jongens voelbaar te maken. Je gaat geloven in
hun onwaarschijnlijk stunts, je gaat zelfs meeleven met de groffe, explosieve
Fransje, die zijn frustraties zelden direct benoemt.
Dat dit Wieringa lukt is vooral te danken aan zijn
vermogen met een paar halen een sfeer neer te zetten: 'de dijk en de velden
glimmen van het vette gras', verliefdheid voelt als 'een buik met gesmolten
suiker', vakantie is een tijd dat 'je met brommers en spekkige meisjes in de
weer bent' en 'de oostenwind snijdt als een zeis door je kleren'.
Het wemelt in dit boek van zulke rake metaforen. Heel
fijnzinnig zijn ze niet, maar precies zó zouden ze in het hoofd van Fransje
kunnen opkomen. En zo wordt je een boek lang gedwongen te kijken met zijn ogen
en te luisteren met zijn oren.
Daar komt bij dat Tommy Wieringa een enorm gevoel voor
ritme heeft. Nergens verliezen zijn zinnen spanning. Het blijft lopen, het
blijft swingen. Zelfs een bladzijdenlang verslag van een wedstrijd armworstelen
blijft daardoor een genoegen om te lezen.
Halverwege het boek laat Wieringa Fransje naar de radio
luisteren en denken:,,Over dingen als armworstelen en shovels hoorde je ze op
de radio nooit, dat waren verborgen werelden voor hen.'' Wie 'Joe Speedboot'
leest, leert die werelden van binnenuit kennen. Een kei van een boek.
Krachtige mix van
romantiek en werkelijkheid
door Anna Kaal, 22
april 2005
De plaats is Lomark, een gehucht langs de Rijn waar de
inwoners gedachteloos hun leventje leiden: oudste zoons wacht een toekomst bij
de plaatselijke asfaltfabriek – een familiebijdrage aan de Lomarker welvaart –
de overige dorpelingen vinden hun draai in een nuttig beroep als dorpsbakker of
doden de tijd met het breien van truien, uiteraard gesierd met het dorpswapen,
een haan. ‘Onze creativiteit is grenzeloos wanneer het om die haan gaat,’ luidt
het zwaar ironische commentaar van de jeugdige ik-figuur Frans Hermans. Naast
de pech een jongen te zijn vol verwachtingen van het leven, heeft hij bij een
ongeluk zijn spraakvermogen verloren, werkt alleen zijn rechterarm naar behoren
en zit hij in een rolstoel, vaster dan vast in een verstikkend dorp. Hij maakt
zichzelf tot geschiedschrijver van Lomark, want wie niet in staat is tot daden
wendt zich tot het woord.
Dit is de stand van zaken wanneer drie buitenstaanders
de levenssleur van de dorpelingen komen doorbreken: een mooie prinses, een
exotische verhalenverteller en een verlosser. De Afrikaanse schoonheid PJ,
‘geboren uit een fusie van licht’, is de liefde van Frans’ leven, met de
vriendelijke Nubiër Mahfouz zit hij uren aan het water te dagdromen en het
titelpersonage, de onoverwinnelijke Joe Speedboot, bouwt bommen, doorkruist de
woestijn op een shovel en knutselt vliegtuigen in elkaar. Joe is voor Frans en
zijn dorpsgenoot Christof de personificatie van nieuwe hoop en energie: ‘Hier
was iets dat hem zou bevrijden uit de drukkende onbeweeglijkheid van dit dorp,
woar de hoan de enige was die kroanig blef, dat gehate beest dat je overal
tegenkwam [..].’ Het gevolg is een boeiend verhaal waarin Frans Hermans
geconfronteerd wordt met nieuwe emoties, hormonen, vriendschap en desillusie.
Hij verlegt zijn grenzen en blijft zijn omgeving aandachtig bestuderen: naïeve
dromen worden vervangen door de matte werkelijkheid en Frans wordt volwassen.
Joe Speedboot is de vierde roman van Tommy Wieringa.
Naast een carrière als schrijver, heeft hij een column in Spits en is hij vaste
medewerker van Volkskrant magazine. Voor zijn vorige roman, Alles over Tristan,
ontving hij in 2002 de Halewijnprijs en werd hij genomineerd voor de
Ako-literatuurprijs. De sobere, gedetailleerde stijl vol treffende
beeldspraken, waar Wieringa’s romans om bekend staan, is in Joe Speedboot
wederom terug te vinden. Het boek is ingedeeld in korte hoofdstukken,
momentopnamen uit het leven van de ik-figuur, die gemakkelijk weglezen.
Poëtische uitspraken worden afgewisseld door dialoog en nuchtere observatie
wordt gecombineerd met een flinke dosis ironie en zelfspot. De invalide Frans
beschrijft zichzelf laconiek als ‘Lassie, de schrandere collie’ wanneer hij
iets probeert duidelijk te maken aan zijn medemens, maar schrijft ook dromerige
teksten als ‘De avond rolt de dag op als een krant’. Misschien zijn de
metaforen die Wieringa in de mond van zijn verteller legt soms ietwat
gekunsteld, maar het is juist deze mix van verschillende tonen en schrijfstijlen
die de verteller, de jongen die alleen door schrijven kan spreken, zo menselijk
maakt. Frans is grillig, soms dwars; het ene moment kiest hij voor de mooie
versie van het leven, het sprookje, het volgende moment laat hij ons niet meer
zien dan de harde feiten.
De roman Joe Speedboot is het verhaal van een jongen
die zich bewust wordt van het verschil tussen sprookje en werkelijkheid. Naast
een boeiende schrijfstijl levert dit een wereld vol kleurrijke personages op.
Door een aanpak die sterk doet denken aan de films van regisseur Jean-Pierre
Jeunet (_Le Fabuleux Destin d’Amélie Poulain_, Un Long Dimanche de Fiançailles)
creëert Wieringa een omgeving waarin de normaalste mensen interessant worden
zonder de realiteit te ontstijgen. Een goed voorbeeld hiervan zijn de
karikaturale ‘Alles-Wordt-Minder-Mannen’: oude mannen die de hele dag op een
bankje zuur voor zich uitstaren. Hoe verder het verhaal vordert, hoe meer Frans
erachter komt dat zijn romantische beelden niet helemaal kloppen. Verliefdheid
leidt tot verraad, de verlosser is geen superheld, en de prinses blijkt een
hoer.
Of dat iets uitmaakt is een tweede: Joe Speedboot is
zeker geen bittere pil over de teleurstellingen van het volwassen worden. Zo
gaat het nu eenmaal… Wieringa heeft van zijn vierde roman een mooi ronde
ontwikkelingsroman gemaakt met een gezonde melancholische ondertoon. Om met
verteller Frans te spreken: ‘Joe Speedboot, wat een bak.’
Wieringa, Tommy
Met 'Joe Speedboot' (2005, over een hemelbestormende
jongen die een provinciedorp wakkerschudt) plaatste Tommy Wieringa zich in de
voorste gelederen van de moderne Nederlandse literatuur. Het romantische levensgevoel
dat hij overbracht, de John Irving-achtige manier van vertellen en de
bloemrijke stijl van zijn proza maakte hem bovendien populair bij een groot
publiek, dat hem bij eerdere romans, zoals 'Alles over Tristan' (2002, over een dichtersbiograaf die de ware
aard van zijn onderwerp ontdekt) links had laten liggen. Wieringa's liefde voor
exotische locaties, excentrieke figuren en jongensromantiek kwam ook naar voren
in zijn reisverhalenbundel 'Ik was nooit in Isfahaan' (2007) en in de roman 'Caesarion' (2009), overhet zwervende, ontwortelde leven
van de zoon van een wereldberoemde pornoster en een dito conceptuele
kunstenaar.
AANRADER: Joe
Speedboot (2005)
De vierde roman van Tommy Wieringa is een wervelend
geschreven ontwikkelingsroman, die minder uit te staan heeft met het in de
Nederlandse literatuur wijd verbreide huiskamerrealisme dan met de exuberante
verteltraditie van bijvoorbeeld John Irving. De twee excentrieke hoofdpersonen,
een lichamelijk zwaargehandicapte schrijver in spe en een hoogbegaafde
uitvinder-in-de-dop, lijken zelfs weggelopen uit A Prayer for Owen Meany,
Irvings populaire roman over een aandoenlijk joch dat zich ontpopt als een
kinderredder.De helden van Joe Speedboot worden door Wieringa op een
doeltreffende manier plompverloren aan de lezer voorgesteld. De ikfiguur,
Fransje Hermans, kijkt in de eerste bladzijden van de roman terug op de acht
maanden die hij in coma lag, en beschrijft zichzelf daarna als ‘één functionele
arm met veertig kilo lam vlees eraan’; pas veel later horen we waaraan zijn
toestand te wijten is. De titelheld – al gauw Fransjes boezemvriend – komt ‘als
een meteoriet’ het dorp binnen dat het liefst ‘iets anders buiten houdt’: de
vrachtauto van zijn vader ramt per ongeluk de pui van een huis en alleen Joe stapt
er levend uit. Hij is, zo wordt al snel duidelijk, een pubermessias die de
jongens van het dorp zal verlossen van alle saaiheid die hen aankleeft. Joe
verkondigt theorieën ‘die met hun voeten in de werkelijkheid stonden en met hun
hoofd in de wolken staken.’ Hij heeft eigenhandig zijn naam veranderd, hij
maakt furore als bommenknutselaar, hij bouwt samen met zijn vrienden een
vliegtuig waarmee hij daadwerkelijk de lucht ingaat, hij traint Fransje als een
van de succesvolste armworstelaars van Europa, en hij doet als begin-twintiger
met een verbouwde shovel mee aan de rally Paris-Dakar. Het contrast met de
onbeweeglijke, afatische, meer dan halfverlamde Fransje kan niet groter zijn.
Fransje voelt zich na zijn ongeluk een samoerai die de weg van het zwaard niet
langer kan volgen en is aangewezen op de weg van het penseel, oftewel de pen.
Hij wordt Joe’s Eckermann en een fanatieke dorpschroniqueur, schrijvend ‘tussen
twee spasmen in’, dagboek na dagboek vullend onder het motto ‘Wat niet
weerkaatst, bestaat niet.’ De enige die uiteindelijk zijn dagboeken leest is
PJ, het Zuid-Afrikaanse klasgenootje dat eerst de geliefde van Joe wordt en
daarna die van Fransje. Jij ziet alles en zegt niets, zegt ze tegen hem;
‘DEFINITIE VAN GOD’ schrijft hij als antwoord op een blaadje. De
driehoeksverhouding tussen Joe, Fransje en PJ is – inclusief de jaloezie en het
verraad die er mee gepaard gaan – de emotionerendste verhaallijn uit Joe
Speedboot. Ze is ook de opmaat voor de zowel komische als melancholieke
epiloog, waarin Fransje vertelt hoe uiteindelijk een derde heenloopt met de
trouweloze PJ – en hoe Joe gepast wraakneemt.
Samenvatting
Penseel
Fransje Hermans heeft op zijn dertiende
een ongeluk met een cyclomaaier gehad, waarna hij 220 dagen in coma lag. Toen
hij uit zijn coma ontwaakte, kon hij alleen zijn rechterarm bewegen en kon hij
niet meer praten.
Terwijl Fransje nog in coma lag, kwam Joe
Speedboot in Fransjes woonplaats, Lomark, wonen. Joe was altijd druk met iets.
Hij zorgde voor verrassende gebeurtenissen in het anders saaie dorp. Hierdoor
had iedereen in Lomark het over Joe.
Joe was met Christof en Engel bevriend
en later ook met Fransje. Toen Fransjes rechterarm er sterk genoeg voor was,
ging hij over Lomark en haar bewoners schrijven. Er kwam een nieuw meisje in
Lomark wonen, zij heette Picoliene Jane en kwam uit Zuid-Afrika. PJ raakte ook
bevriend met de jongens.
Een avontuur wat Fransje beleefde met
Joe was het bouwen van een vliegtuigje om PJs naakte moeder te kunnen bespioneren.
De vriendengroep groeide op en Joe,
Christof, Engel en PJ gingen studeren. Hoewel Fransje een slimme jongen was en
zijn VWO diploma had behaald, ging hij niet studeren, maar begon hij voor zijn
vader te werken. Hij perste oud papier tot briketten. Er was langzaam verbetering
in Fransjes mobiliteit.
Joe keerde na een korte tijd terug in
Lomark. Fransjes rechterarm was inmiddels heel sterk en de onrustige Joe
probeerde Fransje over te halen om armworstelaar te worden.
Wanneer Fransje merkte dat de
briketten niet werden verkocht maar door zijn vader bij de sloperij opgestapeld
stonden, voelde hij zich door zijn vader bedrogen.
Zwaard
Na zijn Fransjes mislukte baantje, besloot
hij om armworstelaar te worden. Joe werd zijn trainer. Fransje trainde hard en
zij namen deel aan armworstelwedstrijden in Europa. PJ werd door Fransje
uitgenodigd om mee te gaan naar een wedstrijd. Fransje was verliefd op PJ en
was niet blij toen zij tijdens dat reisje een seksuele relatie met Joe kreeg.
Fransje en Joe waren bij een volgende
wedstrijd toen zij een bericht kregen dat Engel was overleden. Er was een hond
van een balkon gevallen en op Engels hoofd beland. Zij reisden meteen terug voor
zijn begrafenis.
Fransje las een boek die door de ex
van PJ was geschreven. Hij kwam veel over PJ te weten, onder andere dat zij
onbetrouwbaar was in de liefde en veel seksuele partners had.
Tijdens een internationale
armworstelaars wedstrijd brak Fransje zijn arm en kon hij voorlopig niet aan
wedstrijden meedoen. Tijdens Fransjes herstelperiode voerde Joe een shovel op
om aan Parijs-Dakar deel te nemen. PJ hielp met de verzorging van Frans en ook
zij kregen een seksuele relatie.
En
toen
Het is jaren later en het blijkt dat:
toen Joe terugkeerde uit Dakar, Christof hem vroeg of PJ met hem mee mocht naar
een studentenfeest. PJ kreeg toen ook een seksuele relatie met Christof. PJ
werd zwanger en zij en Christof maakten trouwplannen. Tijdens hun trouwfeest
vloog Joe over in hun vliegtuigje, met erachter een doek met de tekst ‘hoer van
de eeuw’.
PJ en Christof kregen een zoon. De
seksuele relatie tussen PJ en Fransje bleef in stand. Behalve de komst van de weg
E 981, was in Lomark niet zo veel veranderd.
Mijn
mening
Ik had in het begin veel moeite om in
het verhaal te komen. Later ging dit makkelijker. Het verhaal is op een humoristische
en simpele manier geschreven, zonder al te veel moeilijke woorden.
Dit boek is heel anders dan andere
boeken die ik lees. De schrijver heeft door te schrijven vanuit een gehandicapte
jongen, een erg uniek boek kunnen creëren. Ik vond het eerst onwennig om vanuit
dit perspectief te lezen, maar ik kon het uiteindelijk wel waarderen.
Verder, vind ik dat de schrijver in
sommige opzichten iets te veel fantasie gebruikte. Een voorbeeld hiervan is de
dood van Engel. Engel overleed in het verhaal doordat een hond van een balkon
viel en hierbij op Engels hoofd belandde. Ik denk dat de schrijver dit grappig
bedoeld heeft, maar ik vind het een beetje belachelijk.
Alles bij elkaar genomen, vind ik dit
boek door zijn humoristische en simpele stijl makkelijk te lezen voor mensen
van mijn leeftijd, maar het is ook voor oudere mensen geschikt.